getty images

Anne was sportverslaafd

Sporten is goed voor lichaam en geest, tot het een obsessie wordt. Anne (32) weet daar alles van. ‘Feestjes en avonden met vriendinnen zegde ik af. Ik leefde voor trainen, eten, slapen. En repeat.’

Ik was elf toen ik voor het eerst aan de lijn ging. Ik was het langste meisje van de klas en kreeg al jong brede heupen en schouders. Dat viel op, en op die leeftijd wil je allesbehalve opvallend zijn. Ik was absoluut niet te zwaar, maar wilde dat ook niet worden en dus ging ik naar een diëtist. Mijn ouders steunden me; ze zagen mijn worsteling. Ik denk dat ze hebben gedacht dat een diëtist me kon helpen een beter gevoel over mezelf te krijgen. Ze wilden waarschijnlijk, net als andere ouders, dat hun kind gelukkig was en goed in haar vel zat.

Van de diëtist kreeg ik goede tips, waaraan ik me netjes hield en ik had een prima figuur. Pas later ging het mis. Ik was dertien of veertien en veel met uiterlijk bezig. Ik keek op tegen modellen die ik zag in tijdschriften en op tv. Van die heel dunne meiden, vel over been. Zo wilde ik er ook uitzien. Size zero werd mijn schoonheidsideaal.

Gestoorde relatie met eten

Om dat te bereiken ging ik naar de sportschool. Stond ik daar als veertienjarig meisje tussen de volwassen mannen, te trainen met gewichten. Ik had geen idee of ik het goed deed, maar ik vond dat ik prima bezig was. Intussen werd mijn relatie met eten steeds gestoorder. Ik begon maaltijden over te slaan toen ik vond dat ik niet snel genoeg afviel en bezocht pro-ana-websites. Alles wat ik at, schreef ik op in een schriftje. Dat heb ik trouwens nog steeds. Niet meer om in te schrijven, maar als goede reminder van hoe het níet moet.

Het gekke is dat ik jaren zo kon doorgaan, zonder dat iemand aan me merkte wat er aan de hand was. Toen ik nog thuis woonde, at ik altijd gewoon mee met het avondeten, zodat mijn ouders niet inzagen hoe erg ik met mezelf in de knoop zat. Ook vriendinnen hadden niet door hoever ik ging om mijn gewenste figuur te bereiken. Toen ik ouder werd en op mezelf ging wonen, was het nog makkelijker om als een gek te trainen en weinig te eten. Vanaf dat moment sloeg ik dan ook echt door.

Nóg strenger voor mezelf

Ik móest elke dag sporten van mezelf, strevend naar het perfecte lichaam. Dan fietste ik eerst een half uur naar de sportschool, deed daar twee groepslessen van een uur en fietste vervolgens een half uur terug. Zo was ik bijna dagelijks elke avond kwijt aan de sportschool. Ik ging meer en meer trainen, en werd steeds sterker. En toen ontstond het idee om me in te schrijven voor de Flex Cup, een fitnesswedstrijd.

Ik had een jaar om van een ‘gewoon sportief’ lichaam naar een compleet afgetraind bodybuilderslijf te komen, dus vanaf dat moment was ik nóg strenger voor mezelf. Mijn vetpercentage moest zo laag mogelijk zijn. Eten en trainen werden echt een obsessie. Mijn hele dag, mijn hele leven bijna, draaide vooral om sporten en daarnaast om eten. Feestjes en leuke dagen of avondjes met vriendinnen zegde ik af, ik leefde voor trainen, eten, slapen. En repeat.

Op dat moment een bewuste keuze, maar nu zie ik wel hoe ongezond dat was. Familie en vrienden vonden het knap dat ik zo veel doorzettingsvermogen had, voor zo’n zware sport. Maar als ik eerlijk ben, denk ik dat ze zich vast ook wel zorgen hebben gemaakt. En dat ik de stille hints niet heb willen zien of horen.

Wat ik in die tijd wél goed heb gedaan, is dat ik uit interesse een opleiding tot voedingsconsulente ben gaan volgen. Daar leerde ik wat je lichaam nodig heeft om het beste uit zichzelf te halen. En zag ik dat heel weinig eten me niet verder zou helpen richting mijn gedroomde fitnesslijf. Vanaf dat moment werd mijn relatie met eten een stuk gezonder, gelukkig. Maar het sporten was nog altijd problematisch.

Ingestort

Na een jaar trainen had ik dan toch echt het lichaam van een bodybuildster: supergespierd, met amper een grammetje vet. Je kent ze wel, een smal middel en van boven heel erg breed. Ik stond op fitnessbeurzen, deed fotoshoots met grote fitness-sterren en deed dus mee aan wedstrijden. Tijdens mijn eerste wedstrijd werd ik tweede, maar toen ik een categorie hoger mocht, eindigde ik ergens achteraan. Ik geloof dat ik achtste werd. Dat opende mijn ogen: waar deed ik het eigenlijk voor? Ik putte mezelf compleet uit, was letterlijk helemaal afgetraind en dan nog eindigde ik niet in de top.

Ik moest eerlijk zijn tegen mezelf: ik was gewoon niet goed genoeg.

En dat was het moment dat ik min of meer instortte. Je zou het een burn-out kunnen noemen; ik kon níks meer opbrengen. Ook kreeg ik steeds meer last van twee blessures die ik had opgelopen door mijn lichaam constant te overvragen: een chronische ontsteking van de aanhechting van mijn hamstring en een knieblessure.

Ik zocht hulp bij een psycholoog en die constateerde een eetstoornis. Voor het eerst in mijn leven zei iemand hardop tegen me dat mijn relatie met eten en bewegen niet gezond was. Zij hielp me de verstandige inzichten die ik anderen altijd voorspiegelde – ik werkte inmiddels als health coach en vertelde cliënten altijd dat ze moesten zorgen voor balans, niet moesten doorslaan, voldoende moesten eten en goed naar hun lichaam moesten luisteren – ook op mezelf toe te passen. Eigenlijk wist ik alles wel, maar op de een of andere manier kon ik er eerder niet bij. Lukte het me niet het patroon van obsessief bezig zijn te doorbreken. Met haar hulp lukte dat eindelijk wel. Na twintig jaar perfectie nastreven kan ik eindelijk zeggen: ik ben blij met mezelf zoals ik ben.

Voorbeeld voor anderen

Tegenwoordig train ik vier, vijf dagen per week, ik loop veel en ik eet meestal gezond maar ook heus weleens een pizza of chocolade. Er zijn ook weken dat ik de sportschool helemaal niet van binnen zie, maar dan blijf ik wel in beweging. Ik wandel graag langs het strand of door de stad. Zonder beweging zit ik gewoon echt niet lekker in mijn vel, ik moet van de bank af komen om me blij te voelen. En dat ben ik nu. Ik voel me gelukkig, gezond en ik ben in shape. Natuurlijk moet ik op mijn hoede blijven, als je gevoelig bent voor eetstoornissen en obsessief gedrag ligt er altijd gevaar op de loer. Maar ik ben ervan overtuigd dat doorslaan er echt niet meer in zit. Gezond eten en lekker bewegen zijn nu onderdeel van mijn leven omdat ik dat zelf wíl, omdat ik dat leuk vind. Niet meer omdat het móet.

Vroeger dacht ik dat mijn geluk afhing van mijn lichaam. Eerst van size zero, daarna van het ultieme fitgirl-lijf. Nu weet ik dat dat niet zo is. Je kunt nog zo dun of zo fit zijn, als je diep van binnen niet blij bent met jezelf, zal dat lichaam je nooit gelukkig maken. Dan blijf je altijd dingen zoeken die toch niet helemaal perfect zijn. Alles in het leven draait om balans, om de juiste mindset.

Dat weet ik nu, en dat is de grootste winst die deze ‘reis’ me heeft opgeleverd. Pas als het je lukt oprecht tevreden te zijn en gelukkig te zijn met wie je bent, kun je van je lichaam houden. Niet andersom. Dat wil ik ook meegeven aan de jonge meiden die me volgen op Instagram of mijn blogs lezen: van dunner of fitter worden alleen word je niet gelukkig; het gaat erom hoe het in je hoofd zit. Dáár moet je eerst aan werken. Ik wil graag het voorbeeld zijn dat ik zelf vroeger nodig had, maar niet kon vinden. En ik wil anderen behoeden voor de fouten die ik heb gemaakt, ervoor zorgen dat zij het beter doen dan ik het deed.

In haar handboek Fit & Fabulous deelt Anne Haakmeester haar ervaringen en kennis over eten, bewegen en de juiste mindset. Hierin geeft ze tips over wat je wel, maar vooral ook níet moet doen als je je fit & fabulous wilt voelen.

Lees ook: Hoe weet je wanneer sporten in een verslaving verandert?

Dit artikel verscheen eerder in het julinummer van 2018.Tekst: Rianne Sepers | Beeld: Gettyimages

Gerelateerde artikelen