Fleur worstelt met het imposter syndrome: ‘Er is altijd een stemmetje dat zegt dat ik niks kan’
8 oktober 2022
Fleur heeft talent, doet haar werk goed en haar opdrachtgevers zijn tevreden. Toch is ze steeds bang voor het moment dat ze door de mand valt en dat er wordt ontdekt dat ze eigenlijk niks kan. Voor deze angst is een naam: het Imposter Syndrome.
Kersvers afgestudeerd van de School voor Journalistiek werd ik aangenomen bij een gerenommeerde modeglossy. Trots als een pauw was ik, dat ik het tot razende reporter had geschopt. Wie deed me dat na? Die blijdschap duurde niet lang, want al snel werd ik overvallen door een verlammende onzekerheid. Ik herinner me de keer dat ik naar Italië vloog om David Beckham te ondervragen over een nieuw parfum. De hele trip lang vroeg een zeurend stemmetje in mijn achterhoofd waarom de hoofdredacteur mij in vredesnaam op deze belangrijke klus had gezet. Ik klooide toch maar wat aan, kon ik dit wel? In elke vezel van mijn lijf voelde ik de angst om door de mand te vallen. En het ergste is: die angst is er nu, twintig jaar en honderden enthousiast ontvangen interviews en verhalen later, nog stééds.
Vrouwenkwaal
Ik dacht altijd dat ik de enige malle eppie was die hiermee worstelde, maar er is zelfs een naam voor: het Imposter Syndrome, in het Nederlands te vertalen als bedriegerssyndroom. De term popte in 1978 voor het eerst op in een artikel van wetenschappers Pauline Clance en Suzanne Imes. Tijdens een onderzoek ontdekten zij dat succesvolle vrouwen vaak denken dat ze door anderen te hoog worden ingeschat, omdat ze in werkelijkheid helemaal niet zo veel kunnen. De gedachte was dat het om een typische ‘vrouwenkwaal’ ging, maar later onderzoek wijst uit dat ook mannen regelmatig het idee hebben dat ze zich beter voordoen dan ze zijn. Uit cijfers blijkt dat zo’n 35 procent van de mannen weleens bang is om ontmanteld te worden als oplichter, tegenover 70 procent van de vrouwen. Kortom: veel mensen krijgen er op een zeker moment mee te maken.
Een recent voorbeeld is actrice Imanuelle Grives, bekend van hitseries als Celblok H en Vechtershart. Ze kwam vorig jaar zomer negatief in het nieuws, omdat ze op festival Tomorrowland was opgepakt met een flinke lading drugs onder haar pruik. Haar actie riep veel vragen op, want waarom zou een A-actrice zoiets doen? Hoezo zette ze haar carrière op zo’n onhandige manier op het spel? Bij Jinek legde Imanuelle in februari uit dat haar actie deels was ingegeven door het Imposter Syndrome, dat haar zo heftig in een houdgreep had dat ze naar eigen zeggen ‘helemaal kapot wilde’. “Je denkt steeds dat mensen erachter komen dat je een enorme loser bent, en helemaal niet zo leuk als iedereen denkt. Het maakt dan niet uit wat je hebt opgebouwd en wat je allemaal hebt bereikt. Er was niets wat me nog boeide.”
Lijden in stilte
Het vreemde van het Imposter Syndrome is dat je rationeel wéét dat je alles in huis hebt om iets te kunnen, maar dat een stemmetje in je hoofd zegt: ‘Nee nee, jij kunt dat niet.’ Dat geldt voor iemand als Imanuelle Grives, die haar sporen in het acteervak dik heeft verdiend, maar ook voor mij. Allereerst is er het papiertje van de School voor Journalistiek: cum laude afgestudeerd, dat zegt toch iets over mijn kwaliteiten. Los daarvan heb ik sinds mijn vliegende start bij het modemagazine nog nooit een dag zonder schrijfwerk gezeten, wat bewijst dat er érgens iets goed moet gaan. Dat wordt ook vaak genoeg onderstreept door opdrachtgevers, die regelmatig laten weten dat ze blij zijn met mijn werk. Ofwel: ik heb het talent, ik heb de ervaring, ik heb de klussen én ik heb de bevestiging.
Twijfel
Vanwaar dan toch die eeuwige twijfel of ik wel goed genoeg ben? “Als je het woord ‘syndroom’ hoort, denk je meteen aan een ziekte of afwijking”, zegt coach Vréneli Stadelmaier van SheConsult, die zich als eerste in Nederland verdiepte in het Imposter Syndrome en er een boek over schreef: F*ck die onzekerheid. “Dat is het niet, want het Imposter Syndrome is eigenlijk heel normaal. Bijna iedereen heeft het, alleen praat niemand erover. Iedereen lijdt in stilte. Dat is het probleem, want daardoor denken we dat we de enigen zijn die er last van hebben. Als we er wel over zouden praten en onze gevoelens zouden delen, zou dat helpen om op een goede manier met het Imposter Syndrome om te gaan. In plaats van in je eentje te zwelgen, kun je tegen elkaar zeggen: ‘Natuurlijk is het hartstikke spannend, een beetje gezonde zelftwijfel is normaal, maar doe het toch maar gewoon.’”
Over het onderwerp praten kan ook helpen om dat stemmetje in je hoofd, dat roept dat je niet goed genoeg bent, te duiden. “Dat stemmetje komt ergens vandaan”, zegt Stadelmaier. “Vaak uit je opvoeding, bijvoorbeeld omdat je een vader of moeder had voor wie het nooit goed genoeg was. Misschien wezen ze je constant op je fouten of zeiden ze dat je niet lui mocht zijn. Of wellicht vonden je ouders dat je je gedeisd moest houden: ‘Haal je maar niets in je hoofd, zo bijzonder ben je niet.’ Ouders zeggen zulke dingen vaak met de beste bedoelingen, maar het is wel iets wat zich in je hoofd nestelt. Meisjes horen daarnaast ook nog allerlei andere ‘regeltjes’: wees aardig en lief, heb geen grote mond, zorg ervoor dat je er leuk uitziet. Allemaal stemmen die we meekrijgen en waarvan je in je latere leven veel last kunt hebben als je voor uitdagingen komt te staan.”
Zeurende papegaai
Het Imposter Syndrome wordt door de buitenwacht snel gekoppeld aan onzekerheid, maar het zijn zeker niet alleen wiebelige grijze muisjes die er last van hebben. Sterker nog: uit onderzoek blijkt dat vooral succesvolle vrouwen ermee worstelen. Je zou denken dat de ‘bedriegersangst’ langzaam verdwijnt als je omhoogklimt op de carrièreladder, maar het tegenovergestelde blijkt waar. Hoe meer talent en hoe succesvoller, hoe heftiger het vaak wordt. “Ik heb jarenlang op het hoogste niveau aan powerliften gedaan”, vertelt Isabelle Feteris (25), ex-topsporter en psycholoog. “Maar ook al deed ik mee aan alle internationale wedstrijden, ik was toch bang dat mensen zouden ontdekken dat ik niet goed genoeg was en zou worden gediskwalificeerd.
Zelfs toen ik medailles won, was er een stemmetje in mijn hoofd dat me vertelde dat het niet echt was.” Isabelle bevindt zich in goed gezelschap, want ook slimme, krachtige types als Meryl Streep, Michelle Obama, Angela Merkel, Joop van den Ende en Emma Watson hebben geregeld het idee dat ze een toneelstukje opvoeren. En het is op zich ook niet zo gek dat juist succesnummers vaak last hebben van het Imposter Syndrome, want hoe hoger in de boom, hoe harder je kunt vallen. “Je hebt meer te verliezen, wat zorgt voor veel druk”, zegt Stadelmaier. “Aan de ene kant weet je wel dat je het kunt, aan de andere kant zeggen de papegaaien – zoals ik de stemmen in je hoofd noem – in je bovenkamer dat je het niet kunt. Of dat je er niet bij hoort. Of dat je niet goed genoeg bent. Of dat niemand je aardig vindt. Dat is allemaal niet waar, het zijn leugens. Maar het veroorzaakt wel onzekerheid. Je gaat twijfelen: wat is waar? Kan ik dit wel of niet?”
Ongezonde opties
Een van de manieren waarop mensen het Imposter Syndrome proberen klein te krijgen, is door extra hard hun best te doen. Ik merk dat zelf als ik een opdracht krijg van een magazine waarvoor ik nog nooit heb geschreven. Dan ga ik niet drie, maar zes deskundigen interviewen. Ik lees een tekst niet één, maar vijf keer na. En zelfs dan ben ik er zelden gerust op dat het écht is zoals het moet zijn. Ex-topsporter Isabelle volgde dezelfde route, alleen uitte het zich bij haar in zo veel trainen, dat ze bijna overbelast raakte. Maar het omgekeerde kan ook gebeuren: mensen die zo veel last hebben van het Imposter Syndrome, dat ze uitdagingen maar helemaal uit de weg gaan. Ze nemen geen nieuwe baan aan, houden hun mond tijdens vergaderingen en ze gaan zéker geen praatje houden op een congres.
Welke optie je ook kiest, ze zijn geen van alle goed voor je. De stemmetjes in je hoofd tot zwijgen brengen door extra hard te werken, leidt tot veel stress. Het is nooit af of goed genoeg en elke fout is een drama, wat zorgt voor enorm veel druk. Dat is hét recept voor een burn-out. De andere weg loopt ook dood, want het brengt je nergens om jezelf constant in te houden en onzichtbaar te maken.
Jezelf klein houden
Zo is ook de ervaring van Kimberly Keulers (38), die zich door het Imposter Syndrome expres klein hield in banen, zodat ze niet opviel en daardoor ook niet door de mand kon vallen. “Ik was heel afwachtend en nam genoegen met taken ver beneden mijn niveau. In plaats van harder te werken, ging ik meer de kant op van een bore-out. Op het moment dat ik voor het eerst over het Imposter Syndrome las, veranderde voor mij alles. Ik bleek niet de enige te zijn die dit had, er lag iets aan ten grondslag en ik kon er dus ook iets aan doen.”
Herkenning vinden bij anderen was voor Kimberly een goede manier om er beter mee te kunnen dealen. Ook bewustwording van haar gedachten scheelt veel, net als haar hersenspinsels op papier zetten en toetsen aan de werkelijkheid: is dit écht zo of zegt dat stemmetje in mijn hoofd dit alleen maar? “Zo kan ik er afstand van nemen en daarna toch een stap zetten in de goede richting, hoe klein ook”, aldus Kimberly. Evengoed steekt het Imposter Syndrome elke keer als ze iets nieuws doet nog even de kop op, wat volgens Stadelmaier niet zo gek is. “Ik heb met de jaren gemerkt dat je niet één papegaai in je hoofd hebt, maar een hele volière”, lacht ze. “Het goede nieuws is dat je met de tijd steeds bedrevener wordt in het herkennen van de papegaaien en ze een kopje kleiner maken. Zeker als je je omringt met andere mensen die ermee moeten dealen.”
Fouten zijn oke
Als je je kwetsbaar durft op te stellen en praat over wat er in je hoofd omgaat, wordt het volgens Stadelmaier makkelijker om je te realiseren dat het gros van je gedachten onzin is. “Je maakt ze zelf groot door er aandacht aan te geven”, legt ze uit. “Dat doe je door erover na te denken, door er waarde aan te hechten en door te denken dat ze waar zijn. Maar het zijn maar gedachten. Als je snapt waar die vandaan komen – uit je ouderlijk huis, door een opmerking van een leraar, uit je cultuur – kun ze hem ook makkelijker fileren: ‘Ja papegaai, jij zegt nou wel dat dit eng is en dat ik dit niet kan, maar ook al gaat het mis, hoe erg is dat dan? Dan maak ik een foutje, nou én?’ Het is ook goed om je te realiseren dat anderen over het algemeen meer met zichzelf bezig zijn dan met jou. Probeer het maar eens, je zult zien dat die papegaaien dan al een stuk stiller worden.”
Tekst: Fleur Baxmeier, beeld: Getty Images
Genoten van dit artikel? Dit artikel stond in het blad Santé, dat maandelijks in de winkel ligt!
Tip van de redactie
Lees ook
5 tips om spinnen uit je huis te verjagen
10 kilo afvallen in drie maanden