Inger vertelt openhartig over haar burnout
6 september 2022
Het leven van redacteur en schrijver Inger Boxsem wordt hardhandig onderuit geschoffeld door een burn-out en een langdurige depressie. Tijdens haar ziekte maakt ze stapels aantekeningen. Over de veeleisende televisiewereld waarin ze jaren werkte, haar goedgehumeurde maar chaotische gezin, haar opname in een kliniek en haar worsteling met antidepressiva. Inger vertelt openhartig over haar burnout. Ziet haar omgeving wel hoe ziek ze is? Lees hier haar verhaal.
Op de dag dat ik naar de kliniek ging, trad de winter in. Een week daarvoor nog harkte ik in een t-shirt de gevallen bladeren bij elkaar. In de laagstaande zon had ik het warm gekregen.
Deze ochtend, de dinsdagochtend van mijn vertrek, rilden de kinderen bij het opstaan en het bleef, ook na een halfuur de verwarming te laten loeien, fris in huis. De geluiden van wegrijdende auto’s en nageroepen kreten van moeders aan hun kinderen werden gedempt, een dikke mist maakte de straat onzichtbaar.
Die mist verdween niet onderweg naar het zuiden van het land, de beloofde zon bleef uit, en de motregen veranderde gedurende onze reis in iets wat – verdomd als het niet waar was – leek op sneeuw. We zeiden niet veel.
‘Wat een rotweer.’
‘Wat waren de kinderen stoer, hè?’
‘Hannah zei dat ze misselijk was van het idee dat ze me zo lang niet zou zien.’ In het uiterste puntje van Zuid-Limburg stopten we voor een slagboom. De oprijlaan van de kliniek was zichtbaar, de ingang niet. Geen heuvels, geen ko- perkleurige beukenhagen, geen grazend schaap te bekennen. Waar ik ook keek: ik zag mist.
‘Niemandsland,’ zei Gijs.
De sterkste herinnering aan mijn aankomst in de kliniek is niet het onwezenlijke gevoel dat ik naar een film over iemand anders keek. Niet mijn spiedende blik naar duidelijk verwarde mensen, het schatten of er bij mijn medepatiënten sprake was van overmatig cokegebruik dan wel van een depressie. Het is de geur die ik me herinner. Zodra een verpleegkundige, die er nadrukkelijk niet zo uitzag, ons de gang wees waaraan mijn tijdelijke kamer lag, drong een onmiskenbare zieken- huisgeur mijn neus binnen. We passeerden een loket met rolluik voor het ophalen van medicijnen en een verpleegsterspost. Pas de volgende dag werd me duidelijk dat ik mijn medicijnen daar ook daadwerkelijk moest slikken, onder het wakend oog van de rechtvaardige, maar strenge verpleging. We werden opgehouden door een patiënte die aan het verhuizen was van de ene kamer naar de andere. Een blik op haar kamer toonde me een ziekenhuisbed. Zo een op wieltjes en verstelbaar in hoogte. Patiënt, dacht ik, patiënt.
Hoe was ik hier in godsnaam beland?
Uit: Naar omstandigheden slecht (2021), Inger Boxsem
Lees ook
Zingeving in een overspannen wereld
Drie mindfulness oefeningen om goed door je burnout te komen