Aletta moest haar pasgeboren kind afstaan
9 november 2022
Sinds de invoering van de Adoptiewet in 1956 hebben meer dan 25.000 vrouwen afstand gedaan van hun kind. Een kwart van de afstandskinderen gaat op zoek naar de moeder. Het initiatief komt meestal niet van de moeder, omdat zij dat niet aandurft. Bovendien heeft ze vaak een contract moeten tekenen, waarin ze belooft dat ze nooit op zoek zal gaan naar haar kind. Aletta is een van die vrouwen. Ze vertelt haar verhaal aan Santé.
“Toen een paar jaar geleden een brief van de Kinderbescherming op de mat viel, met de boodschap dat mijn zoon mij wilde ontmoeten, was ik in totale paniek. Alles wat ik zorgvuldig bijna veertig jaar lang had weggestopt, kwam boven. De wonden werden met grof geweld opengereten. Alleen mijn man wist dat ik een kind had afgestaan. En nu moest ik mijn geheim ineens gaan delen. Ik moest mijn andere zoons vertellen dat ze een halfbroer hebben.
De ontmoeting
In een kantoortje van de Kinderbescherming heb ik mijn zoon ontmoet. Het was raar. Je staat oog in oog met je kind, een volwassen man inmiddels. Ik zag een vreemde, maar wel een met bekende trekken: hij lijkt op zijn vader en op mijn vader. Hij had ook allerlei maniertjes, handgebaren, die ik ook heb. Het gesprek was fantastisch. We waren allebei heel zenuwachtig, maar zo blij dat we elkaar eindelijk ontmoetten. Het ging over van alles: zijn adoptieouders, zijn jeugd, mijn zoons. Waar ik erg van schrok en ook wel boos over was, was dat zijn adoptieouders hem een andere naam hadden gegeven. Ik had een Tommie verwacht, maar hij heette Rik.
Einde van een zoektocht
Ik was zo blij dat hij me niets verweet en dat het toch allemaal nog goed leek te komen. Wat voor mij een nieuw begin was, was voor hem echter het einde van zijn zoektocht. Ik wilde de verloren jaren inhalen, wilde zijn moeder zijn. Daar had hij totaal geen behoefte aan. Hij had immers al een moeder, zijn adoptiemoeder. Hij wilde gewoon weten wie zijn biologische moeder was. Dat was moeilijk te verteren voor mij, want ik wilde zo veel meer. Ik trok aan hem en juist daardoor dreef hij af. Ik verstikte hem met mijn drang het goed te maken. Uiteindelijk zegde hij het contact op.
Depressie
Ik kwam in een diepe depressie terecht. Bijna veertig jaar nadat ik mijn kind was verloren, verloor ik hem voor de tweede keer. In eerste instantie weigerde ik alle hulp. Pas toen ik zo diep gezonken was dat het niet anders kón, ben ik bij een psycholoog terechtgekomen. Zij verwees me door naar de hulporganisatie Fiom, die gespecialiseerd is in afstands- en adoptieproblematiek. Pas na gesprekken bij de Fiom, waar ik in contact kwam met andere afstandsmoeders en adoptiekinderen, kon ik de wereld weer helder zien. Afstandsmoeders – tot een paar jaar geleden had ik überhaupt nog nooit van het woord gehoord.
Verloren jaren
Ik begrijp nu wat mijn zoon en ik verkeerd hebben gedaan: we hadden het nooit zonder begeleiding moeten doen. Ik begrijp nu ook waarmee hij worstelde: de loyaliteit jegens zijn adoptieouders en toch ook jegens mij. En ik begrijp vooral dat ik de verloren jaren nooit meer kan inhalen. Jarenlang had ik het idee dat ik de enige was. Maar er zijn nog 25.000 vrouwen zoals ik, die met een levenslang geheim verdriet rondlopen. En er zijn dus ook 25.000 afstandskinderen… Ik heb er nooit zelf voor gekozen mijn zoon af te staan. Die beslissing is voor mij genomen en ik kon er niets tegen doen. Ik was negentien toen ik zwanger werd van mijn baas. Hij was tien jaar ouder en getrouwd. Toen bleek dat ik in verwachting was, wilde hij een abortus, maar dat was in die tijd nog niet veilig. Bovendien was ik al drie maanden zwanger. Ik geloofde ook dat het kind in liefde was ontstaan, maar daar dacht hij heel anders over.
Mijn ouders waren woest
Mijn ouders schrokken zich rot toen ik vertelde dat ik zwanger was. Ze waren woest. Hoe moesten ze dat verantwoorden tegenover de buurt en de familie?! Ik kon niet vertellen wie de vader van mijn kind was, dus dachten ze dat ik het niet wist. Toen was ik nog een slet ook. Mijn moeder kocht een trouwring voor me toen de zwangerschap zichtbaar werd en bracht mij onder bij mijn oudere zus. Verstopt voor de buitenwereld. Mijn moeder regelde ook dat mijn kind na de geboorte zou worden afgestaan. Mij werd niets gevraagd. De zwangerschap zelf was helemaal niet vervelend. Eigenlijk vond ik het geweldig om dat kindje in mijn buik te voelen bewegen. Mijn omgeving was totaal in ontkenning. Niemand legde me uit wat er ging gebeuren, alleen dat ik mijn kind niet kon houden. Zodoende wist ik niet eens wat weeën waren toen ik ging bevallen. Alleen, zonder mijn moeder of zus, heb ik mijn zoon ter wereld gebracht. Hij werd meteen bij me weggehaald.
Ik ben de gynaecoloog zo dankbaar
Een paar dagen later mocht ik van de gynaecoloog even alleen zijn met mijn zoon. Ik ben die man tot op de dag van vandaag dankbaar. Hij is de enige geweest die zich bekommerde om míj. Dankzij hem heb ik mijn zoon tenminste kunnen vasthouden, zijn gezichtje in me kunnen opnemen. Ik heb afscheid kunnen nemen. Veel afstandsmoeders moesten bevallen met een doek over hun gezicht, zodat ze hun kind niet konden zien. Onmenselijk zoals er toen mee werd omgegaan. Na de bevalling heb ik weken, maanden, alleen maar gehuild. Ik was kapot van verdriet, maar niemand vroeg hoe het nou met míj ging. Dat kind was weg, de schande was weg, het leven ging weer verder. Als er maar niets over werd gezegd, zou ik het vanzelf wel vergeten. Maar een kind krijgen en moeten afstaan is zo ingrijpend, dat kún je niet vergeten. Nooit. Die wond, dat verdriet, het schuldgevoel en de schaamte – dat blijft je hele leven hangen. Je kunt wel afstand doen, maar dat betekent niet dat er ook afstand ís.
Verdriet
Zo vaak heb ik me afgevraagd hoe het met hem zou zijn. Ik liep op straat met mijn oren gespitst of ik niet toevallig iemand zijn naam zou horen noemen. Ik stopte mijn verdriet zo diep mogelijk weg, maar elk jaar rond zijn verjaardag kwam het toch boven. Dan werd ik onrustig en lag ik een paar dagen met hoofdpijn in bed. Ik wilde geen kinderen meer. Ik vond mezelf totaal ongeschikt voor het moederschap; ik had immers een kind weggedaan. Dat er uiteindelijk toch nog drie kinderen zijn gekomen, was in eerste instantie niet de bedoeling, maar met hen ben ik dolgelukkig. Ik zou zelf nooit op zoek zijn gegaan naar mijn zoon.Het is dat hij mij heeft gevonden, anders was ik altijd blijven worstelen met de vraag hoe het hem zou zijn vergaan.
Bevrijd
Sinds het geen geheim meer is dat ik een kind heb afgestaan, voel ik me bevrijd. Soms vraag ik me nog wel eens af wat er was gebeurd als ik mijn zoon had gehouden. Ik ben jaloers op bewust ongehuwde moeders, die de kracht hadden in hun eentje een kind groot te brengen. Was ik maar zo sterk geweest. Het is een lang proces geweest, maar ik heb geaccepteerd wie ik ben. Nu pas kunnen mijn zoon en ik op een normale manier met elkaar omgaan. Ik heb zijn kind inmiddels ook een paar keer gezien. We lopen de deur niet bij elkaar plat, maar het is goed zo. We zijn er in elkaars leven, verbonden door een touw dat niet door te knippen is, maar waaraan ook niet meer wordt getrokken. Dat geeft rust. Van afstandsmoeder ben ik zijlijnmoeder geworden.”
Dit verhaal verscheen eerder in Santé. Tekst Natascha Kayser, beeld: GettyImages